Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet studiefinanciering 2000

 

Artikel 3.29 Vergoeding bij geen kaart of duplicaat
1
Wanneer een studerende ten onrechte over een periode geen kaart ontvangt, heeft hij over die periode jegens de verstrekker van de kaart aanspraak op een vergoeding ter grootte van het bedrag, bedoeld in artikel 3.27, derde lid, mits hij meer dan 3 maanden voor het begin van de desbetreffende kalendermaand, zowel de studiefinanciering heeft aangevraagd als alle benodigde gegevens voor het kunnen toekennen van studiefinanciering heeft verstrekt. Indien het betreft een kaart als bedoeld in artikel 3.25, tweede lid, heeft hij slechts aanspraak op een vergoeding als bedoeld in de vorige volzin, indien hij tevens binnen een bij ministeriële regeling vast te stellen termijn, een aanvraag om deze kaart heeft ingediend. De studerende vraagt de vergoeding aan, uiterlijk binnen 2 weken na de dag waarop hij op die aanvraag voor het eerst studiefinanciering heeft toegekend gekregen of, indien dit later is, uiterlijk binnen 2 weken na het ogenblik waarop voor het eerst zijn recht op studiefinanciering inging.
2
Over de periode waarvoor de studerende ten onrechte geen duplicaat als bedoeld in artikel 3.28, of geen andere kaart als gevolg van een herziene keuze als bedoeld in artikel 3.26, ontvangt, heeft hij jegens de verstrekker van de kaart per halve kalendermaand of een deel van een halve kalendermaand recht op een vergoeding ter grootte van het bedrag, bedoeld in artikel 3.27, derde lid. De studerende vraagt de vergoeding aan, uiterlijk binnen 2 weken na de dag waarop hij op die aanvraag voor het eerst studiefinanciering heeft toegekend gekregen of, indien dit later is, uiterlijk binnen 2 weken na het ogenblik waarop het duplicaat verstrekt had moeten zijn.
3
Gedurende de termijn die in de regeling, bedoeld in artikel 3.28, is gesteld voor de verstrekking van een duplicaat, alsmede gedurende de termijn die in de regeling, bedoeld in artikel 3.26, is gesteld voor het verstrekken van een andere kaart in geval van herziening van de keuze van de kaart, heeft de studerende geen recht op een vergoeding voor het feit dat hij geen gebruik heeft kunnen maken van de kaart.
4
De studerende heeft, voor zover bij of krachtens deze wet niet anders is bepaald, geen recht op enige vergoeding indien van de kaart geen of slechts gedeeltelijk gebruik wordt gemaakt.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN BC8280, Hoger beroep, 0700142
    Rechtsoort
    Civiel overig
    Datum uitspraak
    25-03-2008
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Hoger beroep
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Gerechtshof Arnhem
    Het Prepensioenfonds heeft betoogd dat ingevolge de verplichtstelling het fonds de bevoegdheid heeft gekregen om iedere premievordering, ongeacht het ontstaanstijdstip van die vordering, bij wege van dwangbevel in te vorderen, omdat de verplichtstelling moet worden aangemerkt als een daad van materiële wetgeving die directe werking heeft...
  • LJN BG5735, Hoger beroep, AWB 08/1
    Rechtsoort
    Bestuursrecht overig
    Datum uitspraak
    25-11-2008
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Hoger beroep
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    College van Beroep voor het bedrijfsleven
    Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000
  •